Bert Jacobs zette zijn eerste stappen op voetbalgebied bij
Zandvoortmeeuwen in Zandvoort: de plaats waar hij opgroeide. Jacobs, als
jongetje supporter van Feyenoord, had talent: hij debuteerde op vijftienjarige
leeftijd in het eerste. In de jaren dat Jacobs bij de club voetbalde had
Zandvoortmeeuwen niet de minste trainers. Eerst was er Siem Plooyer, die later
in het betaald voetbal coach van Heerenveen en NAC zou worden. Zijn opvolger
werd Leslie Talbot, die met RCH al een profclub had getraind en later nog
jarenlang in het betaald voetbal zou werken bij clubs als DWS en Eindhoven.
Zandvoortmeeuwen had een behoorlijk goede ploeg, met onder anderen de ex-profs
Rinus Michels en Hans Boskamp in de gelederen.
Onder de vleugels van Plooyer en Talbot ontwikkelde Jacobs
zich dusdanig dat Haarlem hem vastlegde. Daar haalde hij zelfs het eerste
elftal. Ondertussen volgde Jacobs het CIOS. In die tijd viel hij al op door
zijn humor, zo zou hij later vertellen: “Ik ben altijd zo geweest. Om de boel
te vermaken fietste ik in die jaren bijvoorbeeld over brugleuningen.” Jacobs
liet op het CIOS een onvergetelijke indruk achter met zijn cabaretacts. Samen
met Pierre Zenden, die later bekend zou worden als judo-man van Studio Sport en
vader van Boudewijn, verzorgde hij optredens. Het duo Pierre en Bert zong en
imiteerde. Als examen deden de twee een act van Joop Doderer en Ko van Dijk.
In die periode was Bert Jacobs al voetballer-af: bij Haarlem
scheurde hij zijn kniebanden waarna hij zijn carrière beëindigde. Het was niet
zozeer dat die blessure per definitie einde verhaal had betekend, maar het was
voor Jacobs wel een reden om alle plussen en minnen op een rijtje te zetten.
Hij was weliswaar een aardige voetballer, maar geen topper. Daar kwam nog bij
dat hij met het trainerschap een betere
toekomst voorzag. En dus nam Bertus Jacobs een drastische beslissing die de
rest van zijn leven zou bepalen: hij ging alles op alles zetten om trainer te
worden.
Met die loopbaan begon hij in 1962 bij ‘zijn
Zandvoortmeeuwen’, waar hij jeugdtrainer werd. Al snel maakte Bert Jacobs
flinke promotie: hij kwam terecht bij ADO. Daar werd Jacobs assistent van Ernst
Happel, tegen wie hij enorm op keek. De verdeling was duidelijk: Happel was
hoofdcoach, de piepjonge Bert Jacobs kreeg de jeugd, het tweede elftal en de
keepers onder zijn hoede. In de jeugd van ADO werkte hij met onder anderen
Harry Vos, Aad de Mos en Dick Advocaat, in het tweede elftal kreeg hij te maken
met Theo Verlangen, Aad Mansveld en Henk Houwaart. Naast zijn
voetbalwerkzaamheden werd Jacobs tevens administrateur bij ADO, maar dat was
naar eigen zeggen geen succes: “Dat trainen vond ik leuk, maar van de
boekhouding klopte niets.”
Het was al in zijn ADO-periode dat Bert Jacobs zijn eerste
lichamelijke klachten kreeg. Opmerkelijk genoeg kregen zowel Ernst Happel als hij te maken met maagklachten: “Happel en
ik trainden in die tijd beiden met een rol biscuit in de zak. Als je wat at,
was de pijn weg.” Veel zorgen maakte Jacobs zich niet om zijn kwaaltjes: “In
mijn familie hebben ze allemaal maagzweren gehad. En toch haalden ze hoge
leeftijden tot ruim negentig jaar oud.”
Na ADO belandde Jacobs bij DWS, waar hij in trainer Leslie
Talbot een oude bekende trof. De Amsterdamse club werkte in die tijd al met
fullprofs. Jacobs kreeg te maken met voetballers als Rinus Israel, Jan Jongbloed en Rob Rensenbrink. Na Talbot werd Jaap van der Leck trainer, een man
die volgens Jacobs zijn tijd ver vooruit was. Waar het in die tijd veel fysiek
werk en loopwerk was, was Van der Leck een pure voetbalcoach waar Jacobs veel
van zou leren.
Terwijl Jacobs assistent van DWS was, volgde hij de A-cursus
om zelf hoofdtrainer te worden. Medecursisten waren onder anderen Barry Hughes,
Frans de Munck en Piet Kraak. De cursussen werden gegeven door Georg Kessler,
die op nogal merkwaardige wijze opereerde, zo herinnerde Jacobs zich: “Wanneer
de les afgelopen was, wilde Georg Kessler dat we met z’n allen ‘Leve de KNVB’
riepen. Daar stonden we dan als grote kerels. ‘Leve de KNVB, hiep, hiep,
hoera.’ Na een paar keer zijn we daar trouwens mee gestopt.”
Bert Jacobs rondde de cursus succesvol af en was op zijn
zesentwintigste (!) klaar voor het hoofdtrainerschap. Hoewel DWS Jacobs graag
wilde houden, koos hij voor De Volewijckers voor zijn eerste klus op eigen
benen. Jacobs trainde de hele club, van de pupillen tot en met het eerste
elftal, waartoe ook Co Adriaanse behoorde. Al snel bewees Bert Jacobs over
koopmansgeest te beschikken: zijn allereerste aankoop was Ger Lagendijk, die
voor 3.000 gulden over kwam van ADO. Enkele maanden later werd Lagendijk voor
liefst 35.000 gulden weer verkocht: hij vertrok naar Amerika.
Na De Volewijckers kwam Jacobs terecht bij Velox. Zijn
verblijf aldaar zou slechts één seizoen duren: de club fuseerde samen met DOS
en Elinkwijk tot FC Utrecht…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten